Open brief aan Filip Dewinter
Beste Filip,
Al is die ‘beste’ misschien misplaatst. We kennen elkaar niet, maar ik ben er van overtuigd dat, moesten we elkaar kennen, we elkaar niet konden rieken of zien. Je hebt dat soms, een voorgevoel, een onbehagen. Goh, misschien ben ik oppervlakkig, maar je bent mijn type niet, en je doet bij je publieke optredens ook niet veel moeite om over te komen als iemand waarmee ik een pint wil gaan drinken of een avondje doorbomen.
En misschien is die ‘Filip’ ook misplaatst. Het is me reeds opgevallen dat een aantal kranten en weekbladen er een duivels genoegen in scheppen om uw naam als ‘Philippe’ te schrijven. Op zijn Frans, inderdaad. Ik neem aan dat men dit doet in de hoop u ermee te treiteren. Al begrijp ik niet hoe men iemand kan treiteren door zijn eigen naam te schrijven, maar enfin, we dwalen af. Ik kan enkel zeggen dat ik dus niet weet of het nu Filip of Philippe is. Ik verontschuldig me dus bij voorbaat indien ik uw naam verkeerd zou schrijven.
Je vraagt je ongetwijfeld af, waarom ik je schrijf, als ik géén interesse heb om je beter te leren kennen, warempel, als ik je naam zelfs niet juist kan spellen. Wel Filip, ik schrijf je om je te zeggen dat wij niet langer bang van je zijn.
Wij, Filip, dat zijn de mensen van dit land. Wij zijn lang bang van je geweest, Filip. Zo’n zestien jaren lang bang. Zestien lange bange jaren.
Ik weet nog goed hoe het begon, Filip. 24 november 1991. Een zondag. De eerste klap van de dag was het overlijden van Freddie Mercury. En dan de verkiezingsuitslag. Gelukkig heeft Freddie dat niet meer moeten meemaken. Jouw tronie. Grijnzend. In opperste triomf. Die rare Karel Dillen erbij. De voorzitter toen nog, van je partij, voorzitter voor het leven, nu noch voorzitter, noch in leven. En dan die taal: Grote Kuis, Eigen Volk Eerst, 70 – puntenprogramma en bokshandschoenen hier, schuurborstels ginder.
We wisten niet waar we het hadden. We wisten heel goed van waar je kwam, natuurlijk. Recht uit de jaren dertig. Uit Duitsland, uit Italië, proper gekleed in zwarte en bruine hemden. Glad geschoren en mooi in de pas, met dreunende laarzen. En we waren bang. Want de jaren dertig staan bij onze grootouders behoorlijk in het geheugen geprent. Je kan er géén stuk vlaai eten of je krijgt er wel een verhaal over.
We waren bang en je wist het. En wij wisten dat jij het wist. En zestien lange jaren werd er gediscussieerd. Wat we moesten doen tegen jou en je kornuiten. Want dat we van je af wilden, dat wisten we heel goed. Alleen niet hoe. We wisten dat we niet met je wilden samenwerken. Dat wisten we al héél gauw. Alleen was niet met je samenwerken géén manier om van je af te raken. Want jij marcheerde door, verkiezing na verkiezing. Grijnzend, in opperste triomf, flink in de pas en met dreunende laarzen. Tot 8 oktober 2006.
Eén troost voor je, Filip. Ook al was Patrick Janssens de grote winnaar van de verkiezingen op 08.10.2006, toch zal zijn naam in de geschiedenis slechts een voetnoot zijn. Wie kent er bijvoorbeeld nog Paul Van Zeeland? Neen, Léon Degrelle, die kennen we. En we weten dat hij dezelfde fout heeft gemaakt als jij. Wat de geschiedenis zal ingaan, is jouw fout. Want een fout heb je gemaakt, Filip, een blunder van formaat. Jeugdige overmoed zal het niet zijn, want je hebt toch reeds een bezadigde leeftijd bereikt. Maar jongens, wat ging je de mist in. Zonder terugkijken, keihard op je gezicht. Ik had bijna medelijden met je gekregen, Filip, maar, zoals ik al zei, je bent mijn type niet.
Al is die ‘beste’ misschien misplaatst. We kennen elkaar niet, maar ik ben er van overtuigd dat, moesten we elkaar kennen, we elkaar niet konden rieken of zien. Je hebt dat soms, een voorgevoel, een onbehagen. Goh, misschien ben ik oppervlakkig, maar je bent mijn type niet, en je doet bij je publieke optredens ook niet veel moeite om over te komen als iemand waarmee ik een pint wil gaan drinken of een avondje doorbomen.
En misschien is die ‘Filip’ ook misplaatst. Het is me reeds opgevallen dat een aantal kranten en weekbladen er een duivels genoegen in scheppen om uw naam als ‘Philippe’ te schrijven. Op zijn Frans, inderdaad. Ik neem aan dat men dit doet in de hoop u ermee te treiteren. Al begrijp ik niet hoe men iemand kan treiteren door zijn eigen naam te schrijven, maar enfin, we dwalen af. Ik kan enkel zeggen dat ik dus niet weet of het nu Filip of Philippe is. Ik verontschuldig me dus bij voorbaat indien ik uw naam verkeerd zou schrijven.
Je vraagt je ongetwijfeld af, waarom ik je schrijf, als ik géén interesse heb om je beter te leren kennen, warempel, als ik je naam zelfs niet juist kan spellen. Wel Filip, ik schrijf je om je te zeggen dat wij niet langer bang van je zijn.
Wij, Filip, dat zijn de mensen van dit land. Wij zijn lang bang van je geweest, Filip. Zo’n zestien jaren lang bang. Zestien lange bange jaren.
Ik weet nog goed hoe het begon, Filip. 24 november 1991. Een zondag. De eerste klap van de dag was het overlijden van Freddie Mercury. En dan de verkiezingsuitslag. Gelukkig heeft Freddie dat niet meer moeten meemaken. Jouw tronie. Grijnzend. In opperste triomf. Die rare Karel Dillen erbij. De voorzitter toen nog, van je partij, voorzitter voor het leven, nu noch voorzitter, noch in leven. En dan die taal: Grote Kuis, Eigen Volk Eerst, 70 – puntenprogramma en bokshandschoenen hier, schuurborstels ginder.
We wisten niet waar we het hadden. We wisten heel goed van waar je kwam, natuurlijk. Recht uit de jaren dertig. Uit Duitsland, uit Italië, proper gekleed in zwarte en bruine hemden. Glad geschoren en mooi in de pas, met dreunende laarzen. En we waren bang. Want de jaren dertig staan bij onze grootouders behoorlijk in het geheugen geprent. Je kan er géén stuk vlaai eten of je krijgt er wel een verhaal over.
We waren bang en je wist het. En wij wisten dat jij het wist. En zestien lange jaren werd er gediscussieerd. Wat we moesten doen tegen jou en je kornuiten. Want dat we van je af wilden, dat wisten we heel goed. Alleen niet hoe. We wisten dat we niet met je wilden samenwerken. Dat wisten we al héél gauw. Alleen was niet met je samenwerken géén manier om van je af te raken. Want jij marcheerde door, verkiezing na verkiezing. Grijnzend, in opperste triomf, flink in de pas en met dreunende laarzen. Tot 8 oktober 2006.
Eén troost voor je, Filip. Ook al was Patrick Janssens de grote winnaar van de verkiezingen op 08.10.2006, toch zal zijn naam in de geschiedenis slechts een voetnoot zijn. Wie kent er bijvoorbeeld nog Paul Van Zeeland? Neen, Léon Degrelle, die kennen we. En we weten dat hij dezelfde fout heeft gemaakt als jij. Wat de geschiedenis zal ingaan, is jouw fout. Want een fout heb je gemaakt, Filip, een blunder van formaat. Jeugdige overmoed zal het niet zijn, want je hebt toch reeds een bezadigde leeftijd bereikt. Maar jongens, wat ging je de mist in. Zonder terugkijken, keihard op je gezicht. Ik had bijna medelijden met je gekregen, Filip, maar, zoals ik al zei, je bent mijn type niet.
We zijn niet meer bang van je, Filip. De maanden voor de verkiezingen van 08.10.2006 deed je wat je altijd deed. Op je borst roffelen en dreigen, de tegenstanders kleineren en schofferen. Want 8 oktober zou jouw dag worden. Net zoals alle vorige verkiezingen sinds 24.11.1991 ( die Freddie Mercury gelukkig ook niet meer heeft moeten meemaken). Maar op 8 oktober, terwijl jij en je kornuiten al rustig een glas aan het drinken waren, onder het oog van de camera’s, gerust in de goeie afloop, kwam het nieuws. Het nieuws dat 8 oktober niet jouw dag was.
En dan gebeurde het. Dat moment, Filip, werd jouw Waterloo. Plots bleek jij, de zelfuitgeroepen keizer van de stembuslag, géén kleren aan te hebben. Je bleek een ordinaire leerling - tovenaar van Oz. Een klein mannetje achter een grote façade. Maar je kon niet toveren Filip, en er was dus voor ons géén reden meer om bang van je te zijn.
Filip, ik schrijf je niet als een vriend. Maar toch voel ik er me goed bij, om deze brief op papier te zetten. Filip, je hebt afgedaan. Nooit zullen we nog bang voor je zijn. Dat wou ik even kwijt.